Database - ZOEKEN

Genre / Voornaam / Achternaam / Levensdata / Titel / Brongegevens Bundel / Eerste Uitgave / Brongegevens MonographieFiguren mythologisch-literair / Figuren historisch / Plaatsen mythologisch / Plaatsen historisch / Abstrakta / Gebeurtenissen / Antieke Auteurs / Antieke GeschriftenGebied / Cultuurgebied / Opmerkingen / Citatenvan:
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Instrument
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 223
G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Nacht. Morgenlied (?, "ik bleef grondeloos en licht/liggen tegen het morgenlicht.")
Poëtologie
Grieks-Romeins
De nacht stelt poëtologisch vaak het moment voor waarop poëzie vervaardigd wordt. Het morgenlied is een motief in m.n. epigram en elegie. Vaak wordt de ochtend als vijand van de liefde voorgesteld, vgl. A.P. 5.172
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Inteelt
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 224
G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Feniks (?, "Wat van uw lichaam bleef voorhanden/[...]/is vuur geworden om mij te verbranden.")
Onsterfelijkheid door poëzie
Poëtologie
De feniks is een terugkerend motief in Osmose, vaak slechts in de vorm van vuur
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Aan den regen
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 225
G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Odevorm
Grieks-Romeins
Het gedicht vertoont de traditionele driedelige gebedsstructuur: Aanroeping - Vertelling - Smeekbede, vgl. Sappho 1 Voigt. Zie ook: M. Nijhoff 'Morgengebed'
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Slaapkamer
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 226
G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Morgenlied (?, "als ik nu niet was ontwaakt,/lag ik nog in haar lichaam"). Poëzie als nageslacht, als lichaam (?, "Om deze vrouw mag ik verlogen/gaan, want ik ben door haar voortgebracht")
Grieks-Romeins
Het morgenlied is een motief in m.n. epigram en elegie. Vaak wordt de ochtend als vijand van de liefde voorgesteld, vgl. A.P. 5.172 Het lichaam wordt in poëzie onderdeel van het corpus van de dichter. Vgl. m.n. Ovidius; A.P. 5.132
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Wacht
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 231
G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Schemer/schaduw (?)
Poëtologie
Voor dichters die de schaduw/schemer verkiezen, vgl. Verg. Ecl. 1.1, Hor. c. 1.38.
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Herfst
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 232
G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Onsterfelijkheid door poëzie, poëzie als lichaam, als bloem/plant (?, vgl. Meleager, A.P. 4.1.)
Poëtologie
Grieks-Romeins
Het lichaam wordt in poëzie onderdeel van het corpus van de dichter. Vgl. m.n. Ovidius; A.P. 5.132. Gedichten worden vaak vergeleken met bepaalde planten, hetgeen terug te leiden is tot Meleagers Krans, cf. AP 4.1
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Exil
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 233
G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Hom. Od. 11.206-208a (“Het donker dat zich samenstoot/tot uw gestalte, neemt de wijk/zodra ik u mijn handen reik,/alsof gij nimmermeer besloot/te overnachten in het rijk/waarin gij mij tot u ontbood.”)
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Stof
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 237
G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Huwelijk (Bruid van de Dood: epigrammotief. Invloed vanuit het christendom is mogelijk (bruid van Christus))
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Ontslag
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 236
G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Ovidius' exil (?)
Romeins
De dichter keert na zijn exil terug naar de bewoonde wereld. Exil is een terugkerend motief in Achterbergs bundel Osmose. Ovidius' ballingschap staat vaak model voor (metaforisch) literair exil
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Kwatrijnen, 5-6, 8
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 239
G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Feniks ("in liefde's as"?, "Lied, vurige vogel, boven uzelve uit.../stervend in het nest van oude rijmen.")
De feniks is een terugkerend motief in Osmose, vaak alleen in de vorm van vuur maar hier vrij expliciet.
Catul. 64.164-166 (?, "Alleen de wind kan hem nog horen,/in taal, waarvan de klanken geen/trilplaats meer vinden in mijn oren.")
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Dodendans
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 242
G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Poëzie als lichaam (?, "het lichaam doet er niet meer toe.")
Poëtologie
het lichaam wordt in poëzie onderdeel van het corpus van de dichter. Vgl. m.n. Ovidius; A.P. 5.132. Vgl. Hor. c. 3.30.6 ("non omnis moriar")
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Het huis is leeg
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 243
G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Poëzie als lichaam, als nageslacht (?, "uw lichaam, als was het nooit geboren")
Poëtologie
Vgl. G.A. 'Delphi' uit Osmose het lichaam wordt in poëzie onderdeel van het corpus van de dichter. Vgl. m.n. Ovidius; A.P. 5.132. Vgl. Hor. c. 3.30.6 ("non omnis moriar")
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Over de Jabbok
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 245
G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Dodenrivier (?, "van heden/tot aan die andere eeuwigheid,/is maar éen schrede." vgl. de titel)
Grieks-Romeins, OT
De Jabbok is een rivier genoemd in het OT. Hier lijkt hij te staan voor een dodenrivier die men oversteekt naar het dodenrijk.
MJR
Lyrik
M.

Vasalis

1909-1998
Soms, als gij zwijgt en uit het venster schouwt…
M. Vasalis, Verzamelde gedichten (Amsterdam: Van Oorschot, 2015), 63.
in: Vergezichten en gezichten (1954)
(Orpheus)
Orpheusmotief (omkijken in laatste strofe), scheiding tussen 'ik' en 'gij'
Het 'venster' speelt een belangrijke rol in dit gedicht.
HM
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Dood paard
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 255
G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Paard van Troje (?, "Hij is ineens van hout." vgl. titel)
Mythologie
Grieks-Romeins
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Thebe
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 258-259
G.A. Thebe, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Minotaurus/Theseus (?, "Het ondergronds geburchte", "Het labyrinth")
Thebe (?, Grieks) Labyrint van Kreta (?, "labyrinth")
Thebe (Egyptisch, vgl. Sphinx in dezelfde bundel)
Katabasis (?, "Het ondergronds geburchte") Voet als versvoet (?, "Totdat mijn voeten op u stuitten")
Poëtologie
Egyptisch (Grieks?)
T. Anbeek stelt dat het Egyptisch Thebe bedoeld is, niet het Griekse. Dit is niet in tegenspraak met de rest van de bundel.
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
December
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 260-261
G.A. Thebe Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Paraklausithyron (?, "O deur [...] ik ga u binnen/als breker in/wildvreemde huizen")
Poëzie
Grieks-Romeins
In het paraklausithyron verhoudt de minnaar zich tot de deur van zijn geliefde, dikwijls gesloten.
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Visioen
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 264
G.A. Thebe, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Dodenrijk (?, "landen van dood en leven liggen/aaneengeschoven")
Ovidius' exil (?, "tenzij de bliksem mij doorschiet,/die ons tezamen stiet//en ziet")
Mythologie
Grieks-Romeins
Exil is een vaak terugkerend motief bij Achterberg. De bliksem (van Augustus als Jupiter) speelt in Ovidius' ballingschapspoëzie een belangrijke rol
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Wacht
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 265
G. A. Thebe, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Onsterfelijkheid door poëzie (?, "De eeuwigheid is niet verlopen,/waarmee de liefde weet te hopen.") Poëzie als lichaam (?, "mijn lied, dat naar u hijgt.")
Poëtologie
Het lichaam wordt in poëzie onderdeel van het corpus van de dichter. Vgl. m.n. Ovidius; A.P. 5.132
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Don Quichot
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 267
G. A. Thebe, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Voet als versvoet (?, "Hier vangt een voetspoor aan,/dat in geen aarde heeft gestaan.")
Poëtologie
Grieks-Romeins
Voor het woordspel voet/versvoet, vgl. m.n. Ov. Tr. 1.1.16; A.P. 5.132.
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Retraite
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 270
G. A. Thebe, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Nacht, morgenlied (?, "Van licht genoeg/de ogen dicht/tot morgenvroeg,/beleeft het toegesloten hart/herinneringen aan uw leden")
Poëtologie
De nacht stelt poëtologisch vaak het moment voor waarop poëzie vervaardigd wordt Het morgenlied is een motief in m.n. epigram en elegie. Vaak wordt de ochtend als vijand van de liefde voorgesteld, vgl. A.P. 5.172
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Rouw
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 271
G. A. Thebe, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Poëzie als beweging te voet (?, "de wegen van geheugen naar/landen achter mijn schreden")
Dichters bewegen zich vaak te voet voort, op basis van spel tussen voet en versvoet. Vgl. Ov. Tr. 1.1.16; A.P. 12.53.5-6
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Balans
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 273
G. A. Thebe, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Nacht, morgenlied (?, "Zodicht ik bij u lag/ontstonden de poëmen,/van slaap en liefde naakt./Sinds ik u niet meer zag/schrijf ik het vers dat wacht en waakt.")
Poëtologie
Grieks-Romeins
Het morgenlied is een motief in m.n. epigram en elegie. Vaak wordt de ochtend als vijand van de liefde voorgesteld, vgl. A.P. 5.172 De nacht is vaak het moment van poëtische productie.
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
In hoc vincit
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 274
G. A. Thebe, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
(Constantijn de Grote)
Dodenrijk, ("Dood, in mijn donker drijven/delen uit uw gebied,/die ik niet kan beschrijven")
Poëzie als lichaam (?, "Aanrakingen ... doen ze opnieuw verbloeden/naar lichaam en naar geest.")
Eleusische Mysteriën (?, "Dood, in mijn donker drijven/delen uit uw gebied,/die ik niet kan beschrijven")
Poëtologie
Romeins, christelijk
Het lichaam wordt in poëzie onderdeel van het corpus van de dichter. Vgl. m.n. Ovidius; A.P. 5.132
"In hoc signo vinces" Eusebius Vita Const. 1.28
MJR
Lyrik
Gerrit

Achterberg

1905-1962
Vampier
G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 276
G. A. Thebe, Maastricht: A.A.M. Stols 1941
Nacht. Poëzie als lichaam (?, "het vlezen woord"), voet als versvoet (?, "Voeten gaan zwaar en leeg/door het deeg van den dag").
Poëtologie
Dichters bewegen zich vaak te voet voort, op basis van spel tussen voet en versvoet. Vgl. Ov. Tr. 1.1.16; A.P. 12.53.5-6 Het lichaam wordt in poëzie onderdeel van het corpus van de dichter. Vgl. m.n. Ovidius; A.P. 5.132.
MJR
Wer ist eigentlich dieser Achill, fragte die Schildkröte und fraß weiter an ihrem Salatblatt
Arnfrid Astel
Philologische Interessen konnten nicht bedient werden.
Bertolt Brecht
Feuergefährlich ist viel. Aber nicht alles, was feuert, ist Schicksal, Unabwendbares.
Max Frisch
Ich ziehe mich zurück in das Federkleid schwebender aufsteigender Sätze
Günter Kunert
Die Moderne [kann] sich nur richtig verstehen, wenn sie sich aus der Antike versteht.
Michael Theunissen
Zuviel Abendland, Verdächtig.
Günter Eich